Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, dat zij zich van de [1]heilige dingen der kinderen Israels, die zij Mij [2]heiligen, [3]afzonderen, opdat zij [4]den Naam Mijner heiligheid niet ontheiligen: Ik ben de HEERE! 1. Dat is, die aan God door de kinderen Israels geofferd werden. Zie boven, hfdst.5 vs.15. 2. Dat wordt gezegd Gode geheiligd te zijn, hetwelk hem ter ere van het algemene gebruik afgezonderd en tot een heilig einde bestemd wordt. Alzo in vs.3; idem Ex.13:2; Num.3:13; Deut.15:19. Anders, omdat zij Mij [die] heiligen. 3. Te weten, dat zij van die niet eten, wanneer zij met iets verontreinigd of anderszins onbekwaam zijn. 4. Zie boven, hfdst.18 vs.21.